Onderwijsrecht.nl wenst u een goed uiteinde en een voorspoedig 2020!
Haagse Hogeschool geeft te vroeg bindend studieadvies
Een student schrijft zich in voor een opleiding aan de Haagse Hogeschool. Op het moment van inschrijving loopt er een strafzaak tegen de student.
Het toeval wil, dat de student wordt geplaatst in een klas waarin het vermeende slachtoffer in die strafzaak ook is geplaatst. Dit vermeende slachtoffer meldt dit, waarna de student direct van het onderwijs wordt uitgesloten. Het duurt een flink aantal maanden voor de student weer wordt toegelaten.
Door de onterechte uitsluiting van het onderwijs lukt het de student niet aan de studievoortgangsnorm te voldoen. Hij krijgt een negatief bindend studieadvies (nbsa/bas). De Haagse Hogeschool geeft aan rekening te hebben gehouden met de situatie, zodat slechts een half jaar van de onderwijsperiode als uitgangspunt wordt genomen bij de beoordeling van de vraag of een nbsa kan worden gegeven. Hij heeft immers door de uitsluiting een flink aantal maanden niet kunnen studeren.
De student stelt zich, na in het ongelijk te zijn gesteld bij het College van Beroep voor de Examens (CBE/COBEX), op het standpunt dat dit niet kan. Op grond van artikel 7.8b eerste lid WHW dient de student een zekere tijd te krijgen om zijn kennen en kunnen aan te tonen. Die tijd is hem niet gegund.
Het College van Beroep voor het Onderwijs (CBHO) stelt de student in het gelijk en oordeelt dat de Haagse Hogeschool de student nog geen nbsa heeft kunnen geven. Het beroep wordt gegrond verklaard.
De uitspraak wordt nog gepubliceerd. Meer informatie is te vinden via de volgende link: https://www.cbho.nl/zaken/voortgang-van-de-zaken/in-behandeling/2019/01/zaak-2019-165-cbe
UvA weigert ten onrechte student vanwege taaleis
De Universiteit van Amsterdam heeft een student die zich wilde aanmelden voor de bacheloropleiding Fiscaal Recht ten onrechte geweigerd. Op grond van het inschrijvingsbesluit dient de student in het bezit te zijn van een VWO-diploma, dan wel een hbo-propedeuse Nederlands Recht. De student kan ook op grond van een andere hbo-propedeuse worden toegelaten, doch dient dan tevens een VWO-certificaat Nederlands (staatsexamen) te kunnen overleggen.
De student in kwestie was in het bezit van een hbo-propedeuse Bedrijfseconomie. Hem was vóór aanmelding verteld dat dit voldoende zou zijn. Na de start van het studiejaar bleek dit toch niet het geval te zijn en het verzoek om inschrijving werd geweigerd. De student achtte dit onterecht. In het kader van zijn hbo-propedeuse had hij met succes een vak Nederlands afgerond. Daarnaast had hij één jaar lang aan de opleiding Fiscaal Recht aan de Erasmus Universiteit gestudeerd. Ook op die opleiding had de student de verplichte toets Nederlands met succes afgerond.
Volgens de student ontbrak het aan een grond hem anders te behandelen dan de student met een hbo-propedeuse Nederlands Recht en diende de door hem afgelegde taaltoetsen te worden geaccepteerd. Met een beroep op de in de regelgeving opgenomen hardheidsclausule, werd dit betoog door het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO) overgenomen. De student was hangende de procedure al op grond van een voorlopige voorziening tot het onderwijs toegelaten, en mocht zijn opleiding na de uitspraak van het CBHO voortzetten.
CBHO neemt onvooringenomenheid examinatoren aan
Een student aan de Hogeschool Utrecht kan zich niet verenigen met de beoordeling van zijn afstudeerscriptie. Het werk, dat eerder met een onvoldoende is becijferd, is door hem herkanst. De beoordeling blijft echter gelijk en er is sprake van knip- en plakwerk. De student komt hiertegen in beroep en verzoekt tevens om een herbeoordeling door andere examinatoren.
Het College van Beroep voor de Examens verklaart het beroep gegrond en komt tot het oordeel dat de beoordeling onvoldoende is gemotiveerd. Het verzoek om herbeoordeling door andere examinatoren wordt afgewezen. Tijdens de zitting bij het CBE geven de examinatoren aan dat zij niet naar de in beroep aangevoerde argumenten van de student hebben gekeken omdat zij 100% zeker zijn van de beoordeling. Zodoende heeft de student er geen vertrouwen in dat de herbeoordeling anders zal uitvallen.
De student stelt beroep in bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs. Het CBHO komt tot het oordeel dat de opstelling van de examinatoren tijdens de zitting bij het CBE onvoldoende aanleiding vormt van vooringenomenheid uit te gaan. Zodoende wordt het beroep ongegrond verklaard.
Wel wordt het beroep gegrond verklaard op een formeel punt. De examencommissie heeft de mogelijkheid van bezwaar opengesteld. De wet (WHW) kent die mogelijkheid echter niet: 'Gelet op de voorgeschreven poging tot een minnelijke schikking heeft een dergelijke bezwaarprocedure ook geen toegevoegde waarde, terwijl de extra procedure voor studenten vertragend werkt en mogelijk problemen met termijnen oplevert. De omstandigheid dat de bezwaarfase optioneel is, verdraagt zich evenmin met het systeem van de WHW. '
DUO treedt buiten bevoegdheid bij afwijzing verzoek verlenging diplomatermijn
Een studente dient vanwege persoonlijke omstandigheden een verzoek om verlenging van de diplomatermijn in. Dit verzoek wordt toegekend en de diplomatermijn wordt met vier jaar (waar maximaal vijf jaar mogelijk is) verlengd. Binnen die termijn behaalt zij alle vakken. Vanwege (het voortbestaan van) haar persoonlijke omstandigheden verzuimt zij tijdig het diploma aan te vragen. Zij wordt zodoende geconfronteerd met een studieschuld van ruim € 70.000,--, die door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) wordt teruggevorderd.
De studente dient, ondersteund door haar studentendecaan, nogmaals een verzoek in om verlenging van de diplomatermijn. Dit verzoek wordt afgewezen en de verklaring van de studentendecaan wordt, na een uitgebreide inhoudelijke toets door de DUO, gepasseerd.
De studente gaat in beroep bij de rechtbank Amsterdam en zij neemt het standpunt in dat de DUO niet bevoegd is de verklaring van de studentendecaan uitgebreid te toetsen. Het standpunt van de DUO dat die bevoegdheid de minister toekomt, is opmerkelijk. In eerdere procedures bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft de DUO immers het standpunt ingenomen slechts van de verklaring van een studentendecaan te kunnen uitgaan en zelf geen inhoudelijk oordeel te kunnen geven (zie ter vergelijking CRvB 18 januari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:224).
De rechtbank volgt het standpunt van de studente en komt tot het oordeel dat de minister (DUO) buiten zijn bevoegdheid is getreden, door zelfstandig een inhoudelijk oordeel te geven over de vraag of de door de studente aangevoerde omstandigheden ertoe hebben geleid dat zij haar diploma niet binnen de diplomatermijn heeft behaald.
Ten gevolge van de uitspraak zal de aanzienlijke studieschuld van de studente alsnog worden kwijtgescholden. Wel is het afwachten of de DUO nog in hoger beroep gaat.
Beroep op Algemene Wet Gelijke Behandeling in vovo bij CBHO slaagt
Een studente aan de Haagse Hogeschool verzoekt op grond van artikel 2 van de Wet gelijke behandeling handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) om toekenning van een voorziening bij het maken van tentamens in verband met haar functiebeperking. Die voorziening ziet op het in een afgezonderd lokaal mogen maken van het tentamen. De hogeschool wijst het verzoek af omdat de voorziening volgens haar vanuit kostenperspectief (€ 3.000,-- per jaar) een onevenredige belasting zou vormen. Het College van Beroep voor de Examens (CBE) bekrachtigt de afwijzing.
De studente laat het er niet bij zitten en tekent beroep aan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO). Hangende de beroepsprocedure dient zij een verzoek om een voorlopige voorziening in. Het CBHO wijst deze voorziening toe en komt tot het voorlopige oordeel dat het financiële belang van de hogeschool niet opweegt tegen de belangen van de studente. In de bodemprocedure zal blijken of dit voorlopige oordeel stand houdt.