Een student aan de Hogeschool van Amsterdam wordt door de examencommissie aangesproken op plagiaat. Omdat in een eerder studiejaar sprake is geweest van een onregelmatigheid, wordt besloten tot een zware sanctie. De student wordt gedurende een periode uitgesloten van het onderwijs. De sanctie ziet op meerdere vakken.
De student beroept zich op het feit dat geen sprake is geweest van opzet en dat het gaat om plagiaat van zeer beperkte omvang. In een opdracht van meer dan 100 pagina's, is bij één tekening (die in optiek van de student bovendien buiten de opdracht valt) een onvolledige bronvermelding opgenomen.
Door de examencommissie is meegewogen dat de student onjuist dan wel tegenstrijdig zou hebben verklaard. Daarmee kan de student zich niet verenigen. De student acht de sanctie disproportioneel en weerspreekt hetgeen door de docent is betoogd.
Het CBHO volgt de student, en komt tot het oordeel dat de proportionaliteit van de sancties ondeugdelijk is gemotiveerd. Ondanks de beperkte omvang, wordt plagiaat aangenomen. De sanctie wordt teruggebracht tot uitsluiting van het tentamen van het vak waarin het plagiaat is geconstateerd.