Onderwijsrecht: actuele onderwerpen

primair onderwijs / voortgezet onderwijs / middelbaar beroepsonderwijs / hoger onderwijs

advocaat onderwijsrecht

Nieuwsberichten

CBHO doet uitspraak in kwesties decentrale selectie geneeskunde VU

Het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs heeft recent een aantal uitspraken gedaan in de kwestie omtrent de decentrale selectie geneeskunde aan de Vrije Universiteit. De VU heeft, vanwege de perikelen omtrent het coronavirus, besloten de selectieprocedure te wijzigen. Daarnaast gaat het nodige mis bij de toekenning van rangnummers.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, stelt 50 extra plaatsen beschikbaar voor studenten die door de kwestie gedupeerd zijn. Een aantal studenten valt echter buiten de boot en besluit beroep aan te tekenen bij het CBHO.

De uitspraken zijn inmiddels te vinden op de website van het CBHO. Een enkeling heeft gelijk gekregen. In zijn algemeenheid komt het CBHO tot het oordeel dat de VU de selectieprocedure vanwege het coronavirus heeft mogen aanpassen. Daarin is zorgvuldig gehandeld. In individuele gevallen had een student toch een plaats aangeboden moeten krijgen, doch over de linie is juist gehandeld.

De uitspraken scheppen duidelijkheid over het toetskader in geval van onvoorziene omstandigheden die directe actie verlangen, zoals Covid-19.

Bron: cbho.nl

CBHO schept duidelijkheid over invulling Iudicium Abeundi

Een student geneeskunde aan de Erasmus Universiteit maakt zich over de jaren schuldig aan meerdere gedragingen. Na beëindiging van de relatie tussen de student en een leerling-verpleegkundige heeft de student gedreigd om opwindende selfies van haar op te hangen in het Elisabeth Tweesteden Ziekenhuis, het ziekenhuis waar zij als leerling-verpleegkundige zou gaan werken. Deze laatste gedraging doet de universiteit besluiten de inschrijving van de student op grond van artikel 7.42a van de WHW (het zogenoemde Iudicium Abeundi) te beëindigen. Het hanteren van deze bevoegdheid brengt met zich dat de student de opleiding niet kan afronden, ook niet aan een andere universiteit.

Naast een betwisting van de verweten gedragingen en de ernst daarvan, stelt de student zich op het standpunt dat de gedragingen in tuchtrechtelijk opzicht niet zouden leiden tot een ontzegging van de bevoegdheid het beroep van arts uit te oefenen en de doorhaling van de inschrijving in het BIG-register.

In zijn uitspraak licht het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs toe hoe het beoordelingskader dient te worden ingevuld. Het CBHO overweegt:

'Zoals uit overweging 2.5.2 volgt, is hierbij niet doorslaggevend dat de gedragingen van appellant in tuchtrechtelijk opzicht zouden leiden tot een
ontzegging van de bevoegdheid het beroep uit te oefenen en de doorhaling van de inschrijving in het BIG-register. De ter zitting van het College aangehaalde tuchtrechtelijke uitspraken, die volgens appellant gaan
over ernstigere gedragingen en niet hebben geleid tot de zwaarste tuchtrechtelijke sanctie, leiden daarom niet tot het beoogde doel.'

Uit de uitspraak volgt dat niet lichtvaardig mag worden besloten de student op grond van het Iudicium Abeundi uit te schrijven, doch dat niet per definitie sprake hoeft te zijn van gedragingen die, bij de uitoefening van het beroep van arts, tot ontzetting uit het beroep zouden leiden. In de onderhavige kwestie was van belang dat de student eerder soortgelijk gedrag had vertoond, doch volgens de universiteit niet corrigeerbaar bleek te zijn. De universiteit heeft daarom in redelijkheid van de bevoegdheid neergelegd in artikel 7.42a WHW gebruik mogen maken.

Uitspraak 26 juni 2020, CBHO 2019/156

EUR mag student niet definitief de toegang ontzeggen

Een student geneeskunde wordt door het College van Bestuur van de Erasmus Universiteit op grond van het Iudicium Abeundi van de opleiding geneeskunde verwijderd. De daaraan ten grondslag liggende gedragingen vormen voor de universiteit aanleiding de student ook definitief de toegang tot alle gebouwen en terreinen van de onderwijsinstelling te ontzeggen. Deze bevoegdheid volgt uit artikel 7.57 lid 2 WHW.

Het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO) oordeelt dat deze beslissing niet in stand kan blijven. De gedragingen en uitlatingen die de universiteit aan het besluit ten grondslag heeft gelegd, hebben niet plaatsgevonden binnen de gebouwen en terreinen van de instelling zelf. Artikel 7.57 WHW gaat uit van een plaatsgebonden criterium, zodat het CvB de bevoegdheid niet toekomt deze bepaling in te zetten. De stelling van de universiteit dat artikel 7.57 tweede lid WHW ook de academische gemeenschap in brede zin omvat, wordt niet gevolgd.

Uitspraak 26 juni 2020, CBHO 2019/171

Overzicht

Volgen

Contactformulier

Contactgegevens

  • Parkstraat 20, 2514 JK Den Haag
  • tel: 070-3235825
  • fax: 070-3233629
  • e-mail: info@onderwijsrecht.nl

Copyright 2018 Verspaandonk Advocatuur